De zomer van 2013 was een prima vlinderzomer. We zagen veel vlinders en veel soorten. Ook eind september/begin oktober zijn er nog veel vlinders te bewonderen. De volgende drie mooie soorten kreeg ik in Limburg voor de lens:
De Bokkenorchis is een orchidee die in Nederland alleen voorkomt in de duinen, in Zuid-Limburg en in Zuidwest-Nederland. De plant wordt in Nederland wettelijk beschermd en staat op de Rode Lijst als zeer zeldzaam. Ik vond deze aparte plant in de Franse Alpen. De bloemen van de Bokkenorchis zijn wit-groen van kleur, met een paars-rode tekening. Je herkent deze orchidee gemakkelijk aan de lange gedraaide middenslip. Die lijken wel wat op de hoorns van een Afrikaanse Koedoe, maar daar komt de naam Bokkenorchis niet vandaan. Waar vandaan dan wel? De plant verspreidt een duidelijke bokkengeur!
Van de Viervlek, een gemakkelijk te herkennen libel, heb ik eerder al foto's op mijn blog gezet. (Zie http://abwisselink.blogspot.nl/2013/06/viervlek.html ) Vorige week kreeg ik de Viervlek weer voor de lens. Nu heb ik 'm eens op een andere manier gefotografeerd, recht van voren, zittend op een distel. Door de vier vlekken op de vleugels toch nog goed te herkennen als Viervlek.
Deze mooi gekleurde trekvlinder zie je in Nederland tussen april en oktober. Vanuit Zuid-Europa trekken ze ieder jaar richting het noorden. Ze brengen hier in de zomer een nieuwe generatie vlinders voort. In het najaar trekt een gedeelte van de Distelvlinders weer terug naar het zuiden, de rest sterft hier. Stel je eens voor: zo'n 4000 vlieg-kilometers voor een beestje van een paar gram!
Begin september is het dit jaar nog prachtig nazomerweer. De boomkikkers zitten op zo'n meter hoogte in braamstruiken te zonnen. Ze vertrouwen volledig op hun camouflagekleur. Die kleur is meestal lichtgroen, maar kan ook groengrijs tot geelbruin zijn, afhankelijk van de temperatuur en de gemoedstoestand van de kikker. Als de kikker gestrest is, wordt de kleur donkerder. Vanmorgen zag ik er twee die het, aan de lichte kleur te zien, duidelijk goed naar hun zin hadden.
De Wespspin of Tijgerspin is een immigrant uit Zuid-Europa. De soort werd in ons land in 1980 voor het eerst in Zuid-Limburg gezien. 15 jaar later zat de spin bij Arnhem en nu kun je hem bijna overal in ons land vinden. De opmars vanuit het zuiden heeft te maken met de klimaatverandering.
De wespspin maakt haar web meestal minder dan een halve meter boven de grond. Zo kan ze gemakkelijk sprinkhanen vangen, het favoriete voedsel van deze spin. Op de derde foto is, onderaan het lijf, de spintepel te zien, waarmee de spin de draden trekt voor het web. Ze heeft net een prooi ingekapseld.
Als je in de tuin voldoende rommelhoekjes hebt, scharrelen er al gauw een paar padden rond. Meestal zie je ze pas in de schemering, als ze op zoek gaan naar voedsel. Ze eten insecten, larven, spinnen, slakken, regenwormen, wat ze maar voor de bek komt. Bij het snoeiwerk komt er ook overdag wel eens eentje tevoorschijn, zoals deze.
Op een camping in Frankrijk zagen we in een waterput een hele dikke pad. Die lijkt een leven te hebben als God in Frankrijk... Geen aaibaar beestje, maar toch een stukje puur natuur!
In Frankrijk zagen we rijk bloeiende lavendelvelden. Het woord Lavendel komt van “lavare”, wassen. Door de lekkere geur wordt Lavendelolie gebruikt in de parfumindustrie, maar ook als keukenkruid en als geneesmiddel. Multifunctioneel plantje dus. En het levert ook nog eens prachtige landschappen op!